Eindhoven hanteert voortaan strenge regels om windhinder bij de bouw van nieuwe (woon)torens tegen te gaan. Dat moet van tevoren leiden tot aanpassingen aan de plannen. Maar toch is het onmogelijk om alle overlast door de wind tegen te gaan.
,,Het is een utopie om te denken dat je in Nederland een woontoren kunt bouwen zonder enige windhinder”, zegt Ralf Peeters van ontwikkelaar Amvest – die het plan met de drie hoge torens op het Stationsplein in Eindhoven ontwikkelt. Er zijn immers zoveel andere factoren die meewegen: duurzaamheid, schaduwwerking, stedenbouwkundige eisen, ontwerp. ,,Maar het is goed dat de gemeente Eindhoven eisen stelt; daardoor wordt er aan de voorkant onderzoek gedaan. Het is ook in het eigen belang van de ontwikkelaar om een goed windonderzoek te doen, zodat het ontwerp nog aangepast kan worden. Want je wil die ruimte daar wel goed kunnen verhuren. Bovendien heb je met het resultaat in handen ook een objectieve mogelijkheid om de discussie over hoogbouw te voeren”, aldus Peeters.
Amvest is een voorloper als het om windonderzoek gaat. Niet dat er in het verleden niets gebeurde, maar de ontwikkelaar heeft zich aan de strenge eisen uit de landelijke norm NEN8100 windhinder geconformeerd. Dat is ook wel logisch. In het plan District E zijn niet de drie torens van 170, 120 en 90 meter het belangrijkste. Het gaat juist om wat er op de begane grond gebeurt. Dat moet een dynamische toegang tot de stad worden. ,,Die ruimte moet een goed verblijfsklimaat hebben. Je moet er niet van je fiets of van het terras afgeblazen worden”, zegt Peeters. En dus zijn de torens verwisseld: de hoogste staat nu aan het spoor. Ook zijn de brede ‘voeten’ nog wat uitgerekt en de hoeken afgerond.
Maar wettelijke regels om windhinder te voorkomen zijn er niet. Al moet ook een woontorenplan aan het predicaat ‘goede ruimtelijke ordening’ voldoen, en dus wordt er naar windhinder gekeken. Een verplichting die ook al in de hoogbouwvisie uit 2008 stond. Maar met een groot aantal woontorens in aankomst, werd het volgens Jos Roijmans, programmamanager Spoorzone, tijd om de normen verplicht op te leggen. ,,Tijdens hoogbouwdiscussies gaat het steeds over schaduw en wind door woontorens. Voor het publiek is dat een belangrijk onderwerp”, voegt Jeroen van de Werf, milieuadviseur wind van de gemeente, daar aan toe. ,,Zo’n onderzoek maakt nu dus direct, vooraf, inzichtelijk hoe het ervoor staat met de windhinder.”
De gemeente Eindhoven heeft nu zelf voorgeschreven dat de NEN8100-norm gaat gelden. Die regels houden in dat er maximale percentages van overschrijdingen van de windsnelheid van 5 meter per seconde aan de voet van een toren worden toegestaan. Eindhoven wil bijvoorbeeld dat op een terrasje of in een winkelstraatje de kwalificatie ‘goed’ voor windklimaat wordt gehaald. Die NEN-norm wordt ook voorgeschreven in het mekka van hoogbouw, Rotterdam.
Slecht voorbeeld van wat er gebeurt zonder goed onderzoek, is de Admirant, de 105 meter hoge woontoren aan de Nieuwe Emmasingel. Amvest bouwde die toren en verkocht hem weer. Het was een ‘doemscenario’ qua windhinder. Want als snel bleek de Nieuwe Emmasingel veranderd in een trekpijp waar het winkelend publiek omvergeblazen werd.
Om het bij District E beter te doen heeft Amvest wel 18 verschillende varianten gemaakt en door laten rekenen, zegt Peeters erover. Dat is begonnen met computersimulaties en nog getest in de windtunnel, beide bij hoogleraar Bert Blocken aan de TU/e.
Om het onderzoek goed te doen, moeten veel gegevens ingevoerd worden. Hoe ziet het landschap eruit waarover de wind doorgaans het te onderzoeken object bereikt? Is dat stad, platteland, bos of zee? ,,Dat bepaalt hoe hard waait het op welke hoogte”, zegt Blocken. En in hoeverre worden de gebouwen in de omgeving meegenomen in het onderzoek? Op de TU/e rekenen ze met een cirkel van 600 tot 1000 meter. ,,In ieder geval is het duidelijk dat gebouwen invloed hebben op elkaar. Dat kan dempen, als een hoog gebouw voor een ander staat, of juist versterken, zoals bij de Regent en de Admirant in Eindhoven”, aldus de Belg.
Wind die op een toren stuit, kan naar boven, naar links of rechts en naar beneden, doceert Blocken. Die valwinden zorgen voor de meeste overlast, op de plek waar ze op de straat botsen. Bij de Admirant bijvoorbeeld bleven daar een soort wervelvinden hangen. En ze trokken de hoek om, de Nieuwe Emmasingel in. En dus is er later grote luifel opgehangen. Toch is het daar niet helemaal opgelost, erkent Blocken. ,,Maar ze hebben ook niet alle maatregelen die wij voorstelden uitgevoerd. Tegen de noordoostenwind had er nog een kleinere luifel moeten komen.”
Als de Admirant vooraf was getoetst op de NEN-norm, dan waren de hoeken afgerond met een meer gestroomlijnde toren tot gevolg. Dan was het verder niet zo’n solitaire toren geworden, zeggen alle gesprekspartners. Maar ook duidelijk is dat niet alle overlast voorkomen kan worden. De normen geven dat ook aan. ,,Hinder kun je nooit uitsluiten, dat is intrinsiek aan het weer”, zegt Blocken. ,,Hoe goed je een toren ook ontwikkelt. Er zijn natuurlijk altijd dagen waarop het harder waait, of uit een andere windrichting. Meer dan 95 procent tevredenheid kun je niet halen. Vroeger waren we misschien sneller tevreden, maar nu wordt er hard op getoetst. Dat vraag creativiteit, maar daar wordt iedereen ook beter van”, aldus Blocken.
Artikel uit het Eindhovens Dagblad van 23 juni 2020